Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij spreken [7]valsheid, [8]een ieder met zijn naaste, [met] [9]vleiende lippen; zij spreken met een [10]dubbel hart. 7. Of, ijdelheid, onnuttigheid. 8. Hebr. de man met zijnen naaste, of metgezel. 9. Hebr. een lip van vleiing, of gladdigheden; dat is, die wel kan vleien. Alzo in het volgende vs.4. 10. Hebr. hart en hart; dat is, hun hart denkt anders dan de mond spreekt. Verg. Deut.25:13,14.